Op dit moment zijn er ruim 4,5 miljoen 60-plussers in Nederland, in 2030 zijn dit er al ruim 5,4 miljoen¹. Dan is zo’n 30% van de bevolking de 60 jaar gepasseerd. Een enorme groep waar we rekening mee moeten houden.
Het tekort aan woningen is nijpend. Een (deel van de) oorzaak wordt nu gezocht bij ouderen. “Ouderen blijven langer thuis wonen omdat er geen plekken zijn in verpleeghuizen”, stond onlangs in de media. Een onvolledige en niet kloppende conclusie.
Dat gebrek aan verpleeghuisplekken is niet alleen waar de schoen wringt. Het is ook zeker niet zo dat ouderen weigeren om door te stromen. Wat ontbreekt is écht willen begrijpen wat ouderen beweegt. Deze kennis vertalen in een duidelijke visie, maar vooral in een aanpak. We kunnen niet alle ouderen over één kam scheren. Dat gebeurt nu wél vanuit de politieke en de publieke opinie.
Soms heeft iemand geen keuze. Als jouw gezondheid het serieus af laat weten en er een indicatie volgt, móet je wel naar een verpleeghuis. Ook al zou ook jij veel liever thuis blijven wonen. Deze mensen stromen zonder meer door. Uit pure noodzaak. Zij zijn dan ook niet degenen tot wie we ons moeten richten.
Er is een andere, veel grotere groep 60-plussers waar winst, oftewel ruimte te behalen valt. De groep die zich nog redelijk fit voelt, want zelfs als er sprake is van een of meerdere chronische aandoeningen, zegt 67% van hen zich (zeer) gezond te voelen. Deze groep organiseert nu alle hulp en ondersteuning aan huis als die nodig is. Dat is immers het credo van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: blijf zo lang mogelijk zelfstandig wonen². En de meeste 60-plussers vinden het wel prima zo.
Houdt het dan op? Nee, er is een groep van pakweg één derde van alle ouderen die hierop een uitzondering zijn: de voorsorteerders. Deze ouderen denken en handelen namelijk wel degelijk vooruit en gaan op tijd op zoek naar een levensloopbestendige woning of passen hun huis aan als voorbereiding op ‘dat wat mogelijk komen gaat’. Tijd dus om te kijken naar onderliggende drijfveren waarom deze mensen wel of niet willen verhuizen. Tijd dus om woningen te gaan ontwikkelen voor juist deze welwillende groep. Tijd dus om niet over, maar met ouderen te praten.
Wat is nodig om die andere grote groep generatiegenoten in beweging te krijgen die er nu nog niet over nadenkt? Wat hebben zij nodig? Waarom willen ze niet verhuizen uit dat vaak te grote, onpraktische en zelfs soms onveilige huis? Ten eerste omdat veranderen lastig en onzeker is. Voor een aanzienlijk aantal van deze mensen geldt: ‘ik woon hier al m’n hele leven, ze moeten me er tussen zes planken naar buiten dragen’. Prima. Maar ook dat geldt niet voor iedereen. Er zijn genoeg ouderen die best wat gerieflijker zouden willen wonen. Wellicht gelijkvloers. Met een aangepaste woonkamer in de buurt van voorzieningen en bij voorkeur in hun eigen vertrouwde wijk.
Dit gaat gepaard met veel onzekerheid. Wat gaat dit kosten? Ik weet wat ik heb, maar niet wat ik krijg? Wat levert deze stap me eigenlijk echt op? Een veel gehoorde gedachte is: ‘Ik wil geen leven overhouden aan het eind van m’n geld’. Driekwart van de ouderen heeft geen idee wat zorg en ondersteuning gaat kosten op het moment dat ze het nodig hebben. De huidige lasten zijn vaak laag; de hypotheek is (bijna) afgelost en de huren zijn laag. Dus is men (vaak terecht) bang de hoge huur voor zo’n nieuw wooncomplex niet op te kunnen brengen. Bovendien worden vooral 1-persoonswoningen aangeboden. Terwijl deze groep ouderen vaak graag met z’n tweetjes willen verhuizen naar een 3-of 4-kamerwoning. Zodat er ruimte is voor logees of voor hun hobby’s.
Financiële zorgen wegnemen vraagt ook anders kijken en denken in oplossingen. Waarom kunnen bijvoorbeeld kinderen niet garant kunnen staan voor hun ouders? Dat doen immers ook veel ouders voor hun kinderen als ze het huis uit gaan. Denk hierbij aan het borg staan als het inkomen van een oudere niet toereikend is voor de huur van een woning. Moeten we niet, met een steeds verder oplopende levensverwachting, nieuwe hypotheken ook na de pensioendatum makkelijker maken? Makelaars en financiële adviseurs zouden hier een belangrijke rol bij kunnen spelen.Onbekend maakt onbemind is hier absoluut ook van toepassing. Er is behoefte aan informatie, inzicht en uitleg van mogelijkheden, het doorrekenen van opties.
Een ander bezwaar is puur praktisch: naarmate je ouder wordt, gaat alles minder als vanzelf. Je ziet op tegen de kleine ongemakken. Zoals inpakken. Een verhuizing regelen. Met de nodige praktische begeleiding en hulp, zouden mensen sneller geneigd zijn om een ander huis in overweging te nemen.
Maar eigenlijk is de voornaamste reden van het gebrek aan doorstroming: er is geen aanbod van woningen in de eigen, vertrouwde buurt, met kennissen, vrienden en mantelzorgers in hun directe nabijheid. Er worden nu gebouwen gebouwd óf getransformeerd zonder écht rekening te houden met de behoeften van de toekomstige, oudere bewoners. Men gaat pas nadenken als het gebouw er al is. Veel verder dan drempelloos bouwen reikt de visie vaak niet. Laten we letterlijk en figuurlijk drempels wegnemen door ons echt eens te verdiepen in de nieuwe generatie oudere bewoners.
De huizenmarkt komt pas in beweging als we bereid zijn om mét ouderen aan tafel te gaan zitten om te kijken wat ze nodig hebben, waar ze bang voor zijn en waar ze naar uitkijken. Wanneer we niet meer woningen vóór hen bedenken, maar mét hen. Dan ontstaat er vanzelf meer ruimte voor jonge gezinnen.
Kortom, een oproep aan ontwikkelaars, gemeenten, vastgoedbeleggers en investeerders: durf de ouderen te begrijpen en voor specifieke segmenten voor ouderen te gaan ontwikkelen. Ook als dit betekent dat er wellicht minder (of ander) rendement wordt gemaakt. Ook als dit betekent dat je wellicht in andere vormen moet samenwerken met woningbouwcorporaties of ouderenzorginstellingen.
Verder praten of samen nieuwe woonvormen ontwikkelen? Neem contact met ons op!
Bronnen:
1. Berekend op basis van cijfers van het CBS.
2. Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) van het Ministerie van VWS.