Hij is een aanpakker, een doener, houdt niet van afwachten. Het pleidooi van Erik Gerritsen (voorzitter Directieraad woningcorporatie Ymere) in onze podcast De Grijze Revolutie was: ‘Als alle corporaties hun flats of complexen zouden ombouwen tot ‘Lang Leven Thuisflats’, hadden we voldoende passende woningen voor ouderen. En was het probleem over 10 jaar opgelost.’
Wat is jouw drijfveer?
‘Ik wil het verschil maken voor mensen die het minder hebben. En ik heb altijd banen gekozen waar dat kon. Waarom juist deze doelgroep? Als gemeentesecretaris in Amsterdam raakte ik verliefd op het sociaal domein. En waar ik ook werkte, besefte ik: mensen hebben een woning nodig. Dat is de basis. Dus toen ik de kans kreeg om bij de oudste, grootste en fijnste woningcorporatie van Nederland te gaan werken, kon ik geen nee zeggen.’
Is het niet frustrerend om in een sector te werken waar dingen nooit echt opgelost worden?
‘Nee. De winnaar is niet de sterkste of de snelste, maar degene die niet opgeeft. Altijd doorgaan, nooit stoppen. En het lijkt misschien alsof het probleem nooit wordt opgelost. Maar de wooncrisis van nu is wel een andere dan die van jaren geleden. Ik vind dat het mijn opdracht is om ‘ongetemde’ problemen hanteerbaar te maken.’
Hoe doe je dat?
‘Ik ga op zoek naar positieve energie. Die is er namelijk altijd. Dus niet proberen dingen op te lossen vanuit je eigen ivoren torentje. Dat werkt niet. Veel dingen zijn al bedacht. Die hoef je dus alleen maar te vergroten of te versnellen.’
Heeft Ymere te maken met typisch Amsterdamse uitdagingen?
‘De problematiek is in grote steden zoals Amsterdam natuurlijk anders. Soms ook gewoon heftiger. Je hebt bijvoorbeeld veel vaker te maken met statushouders dan in kleinere plaatsen. Toch kijk ik voor voorbeelden en inspiratie zeker niet alleen naar Amsterdam of andere grote steden, maar ook naar de dorpjes. En een van onze meest succesvolle concepten hebben we nota bene uit Rotterdam gehaald: de Lang Leven Thuisflats.’
Kun je daar iets meer over vertellen?
‘Het idee is vrij simpel: kijk naar een gebouw waar veel ouderen wonen; seniorenflats met mensen die nog heel vitaal zijn. Zoek dan een zorgaanbieder in de buurt en maak daar afspraken mee. Als je dan ook nog een welzijnsinstelling vindt die meedoet plus de actieve bewoners zelf: dan gebeuren er vanzelf mooie dingen. En idealiter richt je dan een aantal van die woningen ook nog zo in dat ze een tijdelijke verpleeghuisfunctie hebben. Zodat je niet de schrijnende situatie krijgt van een echtpaar dat al 60 jaar getrouwd is en door een indicatie ineens 30km bij elkaar vandaan komt te wonen.’
Wat voor aanpassingen zijn voor zo’n gebouw nodig?
‘Het mooiste voorbeeld zijn de Flevoflats in Amsterdam Oost. Ik werd door een zorgbestuurder benaderd. Ze had een concrete propositie voor een samenwerking. Waar we de Flevoflats hebben gebouwd, stond ooit, eind jaren 60, het grootste bejaardenhuis van Nederland. Dat werd toen zelfs nog geopend door prinses Beatrix. Lang geleden dus. Ymere heeft daar op een gegeven moment seniorenwoningen gebouwd. Aan de overkant staat het verpleeghuis van de zorgbestuurdern die me benaderde. Ze zei: ‘Er zit een sluis tussen onze gebouwen. En beneden hebben we een gezamenlijke ruimte met een welzijnsinstelling en een gezondheidscentrum. Alles is er al. Zullen we samen aan de slag?’ Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Natuurlijk wilde ik dat. Eigenlijk hoop ik stiekem dat Beatrix het gebouw nog een keer zou willen komen openen…’
En hoe zit het dan met nieuwbouw?
‘Dat is natuurlijk de tweede poot. Je begint eerst met de bestaande voorraad ‘thuiswoonproef’ te maken. Dat is makkelijker, want het is er al. Vervolgens kijk je natuurlijk ook wat nog meer kan. En op welke locaties. Bestaan er plekken waar je mensen in eensgezinswoningen kunt bewegen om naar een andere betaalbare locatie in de buurt te verhuizen? Met dezelfde huur, een aantrekkelijke energieprijs, maar iets minder vierkante meters? Dan sla je twee vliegen in een klap.’
Technologie in die nieuwe woningen moet volgens jou wel door de zorgverzekeraar betaald worden?
‘Ja, want ten eerste hebben wij het geld niet. En onze huurders al helemaal niet. Bovendien is de zorg ook degene die er aan verdient als we kunnen voorkomen dat mensen in een verpleeghuis terechtkomen.’
Je zegt: ‘Investeren in volkshuisvesting is de beste manier om zorgkosten te besparen’, wat bedoel je hiermee?
‘Er zit veel waarheid in het gezegde ‘housing first’. Een fijne woning in een fijne wijk, met een betaalbare energierekening – dat is toch de basis. Pas als je daarover beschikt, kun je je buigen over andere uitdagingen in je leven. Ik heb een aardig voorbeeld: ‘Ooit sprak ik een vrouw met een bipolaire stoornis. Een chronische ziekte, waar je niet van geneest en die – ook al slik je je medicijnen – van tijd tot tijd toch weer de kop opsteekt. Ze was super blij met haar nieuwe woning. Normaal gesproken werd deze vrouw voor langere tijd gedwongen opgenomen als ze weer een manische periode had. Als ze nu voelde dat er een inzinking aankwam of als een van haar buren het zag aankomen, rende ze bij wijze van spreken naar het ziekenhuis om zich vrijwillig drie dagen op te laten nemen. Ik vroeg haar wat er dan veranderd was. ‘Ik wil zeker weten dat mijn woning er nog is als ik terug kom!’ zei ze. Mijn overtuiging is: als je niet investeert in huisvesting, heeft behandeling helemaal geen zin’.
Dit klinkt allemaal heel haalbaar – maken we het met z’n allen dan niet te ingewikkeld?
‘Ja en nee. Nee, want ik ben niet de enige die zo denkt. Er zijn heel veel bestuurders bezig met vergelijkbare projecten. Honderden. Maar het is ook niet one size fits all… En veel bestuurders lopen tegen hun eigen grenzen aan. Zijn overbelast. Bezwijken onder de regelgeving. Geld is natuurlijk ook vaak een probleem. Als je daar op blijft wachten, kan het lang duren. Ik zeg: morgen beginnen, kleine stappen, #hetkanwel.’